Praten over gender- en seksuele diversiteit in de basisschool? Wat is leeftijdsgeschikt?

Kinderen ontwikkelen in de basisschool hun zelfbeeld, waarden en omgang met anderen. Het is daarom belangrijk om thema’s als gender- en seksuele diversiteit al vroeg bespreekbaar te maken. Zo leren leerlingen zichzelf en anderen te waarderen, verschillen te erkennen en respectvol met elkaar om te gaan.

Eerste t.e.m. vierde leerjaar

Minimumdoelen van de overheid

Binnen de vakdiscipline Attitudes, onderdeel persoonsvormende en socialiserende vaardigheden – identiteit en respect – gelden de volgende minimumdoelen:

  • 9.1.11: Kennen van de begrippen racisme, discriminatie en diversiteit.
  • 9.1.12: Weten hoe racisme en discriminatie mensen schaadt.
  • 9.1.13: Weten dat persoonlijke identiteit gelaagd en dynamisch is.
  • 9.1.14: Het belang kennen van het aangeven en respecteren van grenzen.
  • 9.1.15: Positieve en negatieve manieren van omgaan met diversiteit herkennen.
  • 9.1.16: Incidenten van racisme en discriminatie kunnen melden bij een verantwoordelijke volwassene.
  • 9.1.17: Kennis van de voornaamste rechten en plichten onder het VN-kinderrechtenverdrag, waaronder het recht op een eigen identiteit.

Onze vertaling

çavaria vertaalde de minimumdoelen van de overheid naar concretere leerdoelen, waarmee leerkrachten aan de slag kunnen: 

Seksediversiteit

  • Weten dat de meeste jongens een penis hebben en de meeste meisjes een vagina en dat beide evenwaardig zijn.
  • Weten dat wanneer kinderen groot worden, je de verschillen meestal makkelijker kan zien. Meisjes krijgen meestal borsten en jongens krijgen meestal een baard en snor.
  • Weten dat niet alle kinderen een lichaam hebben dat perfect in de hokjes 'jongen' en 'meisje' past en dat dit ook normaal is.
  • Weten dat lachen of pesten om iemands lichaam pijn doet en fout is.
  • Weten dat je je lichaam niet moet tonen en er niets over hoeft te vertellen, als je dat niet wil. (9.1.14)

Genderdiversiteit

  • Weten dat de meeste jongens later mannen worden en de meeste meisjes later vrouwen, maar dat sommige mensen zich anders voelen of anders ontwikkelen, en dat dat oké is. (9.1.17)
  • Weten dat jongens en meisjes meer op elkaar lijken dan dat ze verschillen:
    • Kledij, activiteiten of beroepen zijn nooit "enkel voor jongens" of "enkel voor meisjes".
    • Meiden en jongens mogen met elkaar spelen en mogen met elk speelgoed spelen.
    • Meiden en jongens kunnen en mogen alle emoties voelen: verdrietig, blij, bang, stoer,...
  • Weten dat je niet van geslacht verandert doordat je andere kleren draagt, je kapsel of hobby's hebt.
  • Begrijpen dat persoonlijke identiteit in de loop van de tijd kan veranderen. (9.1.13)

Seksuele en romantische diversiteit

  • Weten wat verliefdheid is, hoe ze het kunnen herkennen en tonen.
  • Weten dat ze zelf mogen kiezen of, aan wie en wanneer ze vertellen dat ze verliefd zijn op iemand. (9.1.14)
  • Weten dat meisjes ook op meisjes verliefd kunnen worden en jongens op jongens en dat dat oké is.
  • Weten dat sommige mensen nooit verliefd worden en dat dat oké is.
  • Weten dat sommige mensen meerdere keren op iemand anders verliefd worden en dat dat oké is.
  • Weten dat niet alle kinderen een mama en een papa hebben. Sommige kinderen hebben twee mama's of twee papa's, maar één ouder, een plusouder, een stiefouder, een pleegouder, enzovoort.
    • Weten dat al deze gezinssituaties evenwaardig zijn.

Discriminatie

  • Weten dat meisjes en jongens allebei oké zijn. De ene is niet beter dan de andere.
  • Kennen de begrippen diversiteit, discriminatie en racisme. (9.1.11)
  • Weten hoe je positief kan omgaan met diversiteit (bv. nieuwsgierig zijn, vragen stellen, vriendschap sluiten). (9.1.15)
  • Weten dat uitlachen, pesten of buitensluiten omwille van anders-zijn vormen van discriminatie zijn. (9.1.12)
    • Weten dat wanneer iemand zegt dat jij iets niet mag 'omdat je een jongen/meisje bent', dit discriminatie is.
    • Weten dat discriminatie mensen pijn doet en onrechtvaardig is.
  • Oefenen om incidenten of uitsluiting te vertellen aan een vertrouwde volwassene. (9.1.16)

Vijfde en zesde leerjaar

Minimumdoelen van de overheid

Binnen de vakdiscipline Wetenschap en Techniek, onderdeel fysieke functies van de mens, geldt het volgende minimumdoel:

  • 3.3.1: Kennen de begrippen: de teelbal, de zaadleider, de penis, de eierstok, de eileider, de baarmoeder, de vagina,...

Binnen de vakdiscipline Geschiedenis, onderdelen kennis van het verleden en erfgoed, identiteit, betekenis, relatie verleden-heden, gelden de volgende minimumdoelen:

  • 5.1.3: Weten hoe mensen in de hedendaagse tijd samenleefden, waaronder: vrouwenemancipatie, homohuwelijk,...
  • 5.3.2: Relatie tussen heden, verleden en toekomst kunnen uitleggen rond racisme en discriminatie.

Binnen de vakdiscipline ICT, onderdeel mediawijsheid, geldt het volgende minimumdoel:

  • 8.3.4: Begrijpen hoe digitale media invloed heeft op henzelf en anderen, met aandacht voor ethische, sociale, regelgevende, gezondheids- en veiligheidsaspecten.

Binnen de vakdiscipline Attitudes, onderdeel persoonsvormende en socialiserende vaardigheden, gelden de volgende minimumdoelen:

  • 9.1.7: Kennen van de begrippen vooroordeel en gelijkwaardigheid.
  • 9.1.8: Weten hoe racisme en discriminatie in de (sociale) media voorkomen.
  • 9.1.13: Kunnen illustreren hoe diversiteit het samenleven verrijkend en uitdagend maakt.
  • 9.1.14: Kennen organisaties die zich inzetten voor kinder- en mensenrechten.
  • 9.1.15: Weten wat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is.
  • 9.1.17: Kunnen illustreren hoe kinder- en mensenrechten in de maatschappij geschonden worden en hoe mensen voor deze rechten strijd voeren.

Onze vertaling

çavaria vertaalde de minimumdoelen van de overheid naar concretere leerdoelen, waarmee leerkrachten aan de slag kunnen: 

Seksediversiteit (3.3.1)

  • Kennen de namen en functies van belangrijke geslachtskenmerken: penis, vagina, teelballen, zaadleiders, eierstokken, eileiders, baarmoeder,...
  • Weten hoe het lichaam verandert tijdens de puberteit: hormonen, lichaamsbouw, beharing, borsten, stem, menstruatie,...
  • Weten dat elk lichaam anders is en oké is.
  • Weten dat niet ieders lichaam perfect in de hokjes 'jongen' en 'meisje' past en dat bij sommige jongeren het lichaam in de puberteit anders kan ontwikkelen dan verwacht (intersekse).
  • Weten dat iemand uitlachen of pesten omwille van diens lichaam of puberteitskenmerken niet oké is en pijn doet.
  • Weten dat je je lichaam niet moet tonen en er niets over hoeft te vertellen, als je dat niet wil. (9.1.14)

Genderdiversiteit

  • Weten dat transgender personen zich anders voelen dan hun geboortegeslacht en dat dat oké is.
    • Weten dat ze terecht kunnen bij Awel en Lumi met vragen hierover.
  • Weten wat gendernormen zijn: maatschappelijke verwachtingen over jongens en meisjes.
    • Kunnen illustreren hoe gendernormen niet altijd overeenkomen met de realiteit.
    • Weten dat het moeilijk kan zijn voor mensen om te voelen dat ze niet voldoen aan gendernormen.
    • Begrijpen dat iedereen zichzelf mag zijn en eigen keuzes mag maken. 

Romantische diversiteit

  • Weten hoe je kan vertellen dat je (niet meer) verliefd bent.
  • Weten dat je niet kiest op wie je verliefd wordt: gevoelens ontstaan vanzelf.
  • Kennen verschillende romantische oriëntaties: hetero, homo, lesbisch, bi.
  • Weten dat sommige mensen nooit verliefd worden en dat dat oké is (aromantisch).
  • Weten dat verliefdheid hetzelfde is voor holebi's als voor hetero's.
  • Weten dat ze zelf mogen kiezen of, aan wie en wanneer ze vertellen dat ze verliefd zijn op iemand.
  • Weten dat ze terecht kunnen bij Awel en Lumi met vragen over verliefdheid.

Seksuele diversiteit

  • Weten dat meiden ook met meiden seks kunnen hebben en jongens met jongens.
  • Weten dat penetratie niet noodzakelijk is om seks te hebben en dat het oké is om dat niet te willen.
  • Weten dat sommige mensen nooit of weinig zin kunnen hebben in seks en dat dat oké is (aseksueel).
  • Bekijk: lesgeven over seks en de eerste keer (Sensoa)
  • Weten dat ze terecht kunnen bij Awel en Lumi met vragen over seks.

Samenleven in diversiteit

  • Kennen de begrippen vooroordeel en gelijkwaardigheid. (9.1.7)
  • Weten dat elk mens gelijkwaardig is volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
    • Weten dat deze verklaring ook van toepassing is op vrouwen, holebi's, transgender en intersekse personen.
  • Weten dat vooroordelen vaak leiden tot pesten, discriminatie en geweld en dat vrouwen, holebi's en transgender personen hier vaak slachtoffer van worden. (9.1.13, 9.1.14)
    • Weten dat digitale media een belangrijke rol spelen in hoe mensen naar zichzelf en elkaar kijken. (8.3.2, 9.1.8)
  • Weten dat vrouwen, holebi's en transgender personen vroeger minder rechten hadden en dat dit in andere landen nog steeds zo is. (5.3.2)
  • Weten dat organisaties en groepen mensen hard gestreden hebben voor gelijke rechten, zoals: (5.1.3)
    • stemrecht voor vrouwen (1948)
    • homohuwelijk (2003)
    • recht op zelfidentificatie voor transgender personen (2018)
  • Weten dat er organisaties bestaan die zich inzetten voor de bescherming van de kinder- en mensenrechten. (9.1.14)
    • Weten dat çavaria zich inzet voor de gelijke rechten van holebi's, transgender en intersekse personen.